Tips voor de recreatievaart

publicatie:
07
-
03
-
2016
Zorg dat je schip (technisch) in orde is voor je gaat varen. Zorg voor volle, schone tanks en volle accu’s. Controleer het koelwater en het motoroliepeil
  1. Zorg dat je schip (technisch) in orde is voor je gaat varen. Zorg voor volle, schone tanks en volle accu’s. Controleer het koelwater en het motoroliepeil.
    Lees meer in de brochures:
  2. Stroom aan boord
  3. Gasveilig
  4. Veilige tuigage
  5. Voorkom motorstoring
  6. Veiligheid aan boord
     
  7. Ga goed voorbereid het water op. Zorg aan boord voor actuele vaarkaarten van de wateren die je gaat bevaren. Blijf op de hoogte van de weersverwachtingen. Vaar niet bij slecht zicht of in het donker als het niet nodig is. Check ook eventuele stremmingen op www.vaarweginformatie.nl. Zorg dat bij slecht weer alles zeevast staat. Draag een reddingsvest.
      
  8. Ken de vaarregels en handel daarnaar. Kijk goed om je heen en houd uitkijk. Blijf uit de dode hoek van vrachtschepen. Die kan 350 meter lang zijn, maar ook schuin naar achteren heeft de schipper niet altijd voldoende zicht. Pas je koers en snelheid zo aan dat je buiten de dode hoek blijft. Vuistregel: als je de schipper in de stuurhut kunt zien, kan hij jou ook zien!
    Lees ook de brochure: Veiligheid aan boord
     
  9. Laat met je koers duidelijk zien wat je van plan bent. Moet je een vaarwater of de vaargeul oversteken, doe dat dan vlot en in een rechte lijn. Zorg dat andere schepen geen last hebben van je hek- en boeggolven. Minder eventueel vaart. Doe dat ook om een groot schip sneller te laten passeren.
      
  10. Als je een marifoon hebt, ben je verplicht om die uit te luisteren. Vaar daarom met de marifoon aan (kanaal 10) en gebruik deze om gevaarlijke situaties te voorkomen. In marifoonblokgebieden, zoals bij verkeersposten, sluizen en bruggen, gelden de aangewezen marifoonkanalen.
    Lees ook de brochure: Communicatie op het water
     
  11. Wijs andere schepen op gevaar door een lange stoot op de hoorn te geven.
      
  12. Geef beroepsvaart de ruimte. Vaar zoveel mogelijk langs de stuurboordwal of de stuurboordkant van een vaargeul. Blijf waar mogelijk uit de buurt van de beroepsvaart. Geef beroepsvaart vooral de ruimte bij bochten en havens.
      
  13. Zien en gezien worden: wees altijd goed zichtbaar en zorg dat je vrij om je heen kunt kijken en de geluidssignalen van andere vaartuigen goed kunt horen.
      
  14. Zorg dat je in een sluis aan bakboord en stuurboord kunt afmeren. Plaats stootkussens en voldoende landvasten aan weerszijden van je vaartuig, voordat je een sluis in vaart. Sluit goed aan.
    Zie meer informatie op de pagina: Vlot en veilig door brug en sluis

  15. Als een schip een blauw bord met wit knipperlicht voert, passeer dan bij voorkeur aan de zijde van het blauwe bord. Uiteraard als de verkeerssituatie zich daarvoor leent. Denk vooruit, zodat je snel kunt reageren.

Meer over goed zeemanschap: