Een groot deel van het vaarwegennet wordt ook gebruikt door beroepsvaart, die vaak groot en zwaar zijn, waardoor ze beperkt zijn in hun manoeuvreerbaarheid ten opzichte van de recreatievaart. Om het op de vaarwegen veilig te laten verlopen zijn er, net zoals op de weg, (verkeers)regels.
Deze vaarregels zijn in Nederland vastgelegd in een aantal reglementen, zoals het BPR (Binnenvaart Politie Reglement) en het RPR (Rijnvaart Politie Reglement). Het is aan te raden om deze reglementen door te lezen voordat je het water op gaat. Of je nou met een kano of met een rijnaak vaart, iedereen heeft zich aan deze regels te houden.
Vaarregels
Er is natuurlijk veel verschil waar je vaart en met welk vaartuig. In een klein open bootje op een kleine recreatieplas, zonder veel andere vaartuigen, zal je weinig vaarregels nodig hebben. Ga je daarentegen met datzelfde kleine open bootje op een rivier varen met veel beroeps- en recreatievaart, kunnen er gevaarlijke situaties ontstaan als je je niet aan de vaarregels houdt. We zetten hier de belangrijkste vaarregels op een rij die je minimaal moet weten voordat je het water op gaat:
Boven alles staat: Goed Zeemanschap.
Goed zeemanschap betekent dat je ten alle tijde een aanvaring moet proberen te voorkomen. Dus, ook al heb je voorrang kan het zijn dat je wijkt als je ziet dat de ander geen voorrang verleent, door welke omstandigheid dan ook.
1. Beroepsvaart gaat voor (groot gaat meestal voor klein).
Dit zijn meestal schepen langer dan 20 meter. Deze schepen zijn beperkt in hun manoeuvres en kunnen hun schip vaak niet snel stilleggen. Blijf uit hun buurt en ga er vooral niet voor varen. Een dergelijk schip heeft voor de boeg vaak een dode hoek, waar de schipper je niet (goed) meer kan zien. Als je zelf de stuurhut niet kunt zien, ziet de schipper je ook niet!
2. Stuurboordwal gaat voor.
Als er sprake is van een gemarkeerde vaarweg, bijvoorbeeld een vaargeul (rode en groene tonnen) of een natuurlijk vaarweg (rivier/kanaal) gaat degene die strak stuurboordwal (rechterkant van het vaarwater) aanhoudt, voor.
3. Zeil gaat voor spier, gaat voor motor.
(Kleine) zeilschepen gaan voor op (door spierkracht aangedreven vaartuigen) roeiboten/kano’s, en deze gaan weer voor op (kleine) motorschepen.
4. Motorschepen onderling: Stuurboord gaat voor...
... op open water zonder betonning. Bij tegengestelde koers wijkt men beiden uit naar stuurboord.
5. Zeilschepen onderling:
- Stuurboord wijkt voor bakboord.
- Dit betekent dat degene die zijn zeil aan bakboord heeft staan, voorrang heeft over degene die zijn zeil aan stuurboord heeft staan
- Loef wijkt voor lij.
- Deze regel gaat op als zeilschepen elkaar kruisen en ze beiden het zeil over dezelfde boeg hebben staan. Het schip dat aan de loefkant (waar de wind vandaan komt) ligt t.o.v. het andere schip, moet voorrang verlenen.
Lees meer over belangrijke vaarregels. Naast deze vaarregels zijn er ook nog een aantal gedragsregels die op het water gelden.
Goede veilige vaart!