Varen op de rivier met stroming, waar moet je op letten?

publicatie:
05
-
04
-
2018
Nederland telt vele rivieren waar op gevaren wordt. De grote rivieren worden intensief gebruikt door de beroepsvaart. Ook als recreatievaarder kun je prima varen op de rivieren. Je moet daar rekening houden met de drukke beroepsvaart, en met stroming!

Varen op de rivier met stroming, waar moet je op letten? Nederland telt vele rivieren waar op gevaren wordt. De grote rivieren worden intensief gebruikt door de beroepsvaart. Ook als recreatievaarder kun je prima varen op de rivieren. Je moet daar rekening houden met de drukke beroepsvaart, en met stroming!

Stroming op rivieren

Op de Nederlandse rivieren staat stroming. Voor de meeste rivieren zal deze stroom van hoog naar laag stromen, onder andere op de Waal, Maas en de Rijn is dit het geval. Er zijn ook rivieren waar de stroom wordt bepaald door het getij, de zogenoemde benedenrivieren. Hier wordt de stroomrichting dus mede bepaald door het getij, en kan tegen de hoogte in lopen. Voorbeelden van zulke benedenrivieren zijn de Hollandsche IJssel en de Lek.

Stroomsnelheid

De stroomsnelheid van de rivieren wordt vooral bepaald door de hoeveelheid toevoer van water door regenval binnen het stroomgebied en smeltwater uit de bergen. Dit kan heel snel gaan, een stijging van 2 meter in 24 uur komt voor. De stroomsnelheid hangt af van de combinatie van de hoeveelheid water (waterstand) en het verhang (Het gemiddelde verval over een bepaalde afstand). Zo zal de stroomsterkte op verschillende delen van een rivier wisselend van sterkte zijn.

Waar moet je als schipper op letten?

Een aantal belangrijke zaken om te weten voordat je op een stromende rivier gaat varen.  

Let op de stroomsnelheid:  
Je zult de stroomsnelheid moeten inschatten. Is je boot geschikt om hier tegenin te kunnen varen? Heb je genoeg motorvermogen? Hou er rekening mee dat op sommige rivieren een enorme stroming kan ontstaan, soms wel 8 tot 10 km/u. Je zult dus een schip moeten hebben dat harder kan varen dan de stroomsnelheid. Zo niet, kun je niet gaan varen. Het is lastig om actuele stroomsnelheden te vinden, ook omdat deze steeds veranderen. Op de website van Rijkswaterstaat Waterinfo kun je metingen vinden met de tijdstippen waarop deze zijn gemeten. 

Stroomop- of afvaart?  
Om inzicht te krijgen in de wijze waarop beroepsvaart zich gedraagt op een rivier moet je het een en ander weten over stroming. De stroming op een rivier is minder in een binnenbocht ('De Oord'), terwijl in de buitenbocht ('De Hang') de stroming sterker is. Een opvarend binnenvaartschip kan dus kiezen voor de binnenbocht om brandstof te besparen, terwijl een afvarend schip juist de buitenbocht zal kiezen.   Door de grotere stroming is een buitenbocht vaak ook dieper dan een binnenbocht. Afhankelijk van de diepgang van een schip, kan een schip een keuze maken voor de plek op het vaarwater. Dit leidt er dus toe dat een opvarend schip bij een bocht naar links de 'verkeerde wal', bakboordwal, van de rivier wil aanhouden. Om dit aan te geven toont dit opvarend schip een blauw bord aan de zijde waar hij graag wil dat afvarende schepen hem passeren. Je vindt meer over het blauwe bord in de Varen doe je Samen! -brochure over het Blauwe Bord

Manoeuvreren op stroming:  
Manoeuvreren met je schip wordt beïnvloed door of je stroom op- of afvaart. Stroomopwaarts varend je schip stilleggen lijkt eenvoudig. Gewoon gas terugnemen of achteruitslaan totdat je stilligt. Hou er wel rekening mee dat je onbestuurbaar wordt als je geen snelheid meer hebt ten opzichte van het water. Stroomafwaarts je schip stilleggen is lastiger. Je schip wordt onbestuurbaar (geen druk meer op je roer). Een schip voorstrooms stilleggen is dan ook af te raden. 

Een haven of nevenwater invaren en aanleggen:  
Vaar nooit vanaf een stromende rivier met de stroom mee een haveningang of nevenvaarwater in. Je hebt al snel teveel snelheid en het gevaar bestaat dat je letterlijk 'uit de bocht vliegt' en tegen het havenhoofd botst. Dus, eerst opdraaien (de kop van het schip richting de stroomrichting draaien) en tegenstrooms opvaren en rustig de haven indraaien. Dit geldt ook voor aanleggen. Je kunt enkel veilig tegenstrooms aanleggen. Dus ook hier geldt, eerst opdraaien en dan pas aanleggen. 

Tussen de kribben:  
Veel jachtenschippers gaan stroomopwaarts steeds tussen de kribben varen. Dat heeft als voordeel dat je daar minder stroom tegen hebt, soms zelfs stukjes stroom mee (stroom draait tegen de krib terug, de zogenoemde 'neer'(stroom)). Daarnaast hou je daarmee ruimte op de rivier over voor de binnenvaart, je vaart immers uiterst stuurboordwal! Let wel op de diepte ten opzichte van je diepgang, en let op de kribben, deze zijn bij hoog water soms slecht zichtbaar. 

Belangrijk:  
Een gevaarlijke situatie kan ontstaan als je dwars op de stroom ergens tegenaan wordt gedrukt. Bijvoorbeeld dwars tegen een brugpijler of dukdalf, of dwars tegen een afgemeerd schip. Je kunt dan omslaan, of eronder gedrukt worden. Vergis je niet, stroom kan enorme krachten uitoefenen op een schip dat ergens door tegengehouden wordt! 

Conclusie:  
Varen op een stromende rivier brengt speciale vaardigheden met zich mee. Ken je eigen schip en weet hoe de recreatie- en beroepsvaart zich daar gedraagt. Dit geeft inzicht om daar te kunnen varen. Bereid je reis goed voor, zoek de waterstanden op, houdt je ankergerei gebruiksklaar en weet hoeveel stroom je kunt verwachten. 

Onze rivieren zijn erg mooi en met de juiste kennis en voorbereiding kun je er veilig van genieten. 

Goede, veilige vaart!

(Foto header: https://beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat / Joop van Houdt)